Hechtingsstijlen beïnvloeden de neiging om emotionele banden te vormen met smartphones
Een recent onderzoek werpt licht op de verbanden tussen onze psychologische
samenstelling en de manier waarop we omgaan met smartphones en sociale media. Het onderzoek, gepubliceerd in BMC Psychology , toont aan dat individuen met bepaalde hechtingsstijlen mogelijk meer geneigd zijn om sterkere emotionele banden met hun smartphones te ontwikkelen, wat mogelijk kan leiden tot onaangepast gebruik.
In het huidige digitale tijdperk zijn smartphones meer dan alleen communicatieapparaten; ze zijn een integraal onderdeel van ons dagelijks leven. Eerder onderzoek heeft smartphonegebruik vaak vanuit een verslavingsperspectief benaderd, maar deze aanpak is bekritiseerd omdat het het complexe gedrag dat met smartphonegebruik gepaard gaat, te simpel maakt.
Eerdere studies hebben laten doorschemeren naar de psychologische onderbouwing van onze interacties met technologie, met bijzondere aandacht voor ‘problematisch gebruik van mobiele telefoons’ en de verbanden ervan met geestelijke gezondheidsproblemen. Onderzoekers in Italië erkenden de noodzaak van een dieper begrip en startten een onderzoek om te onderzoeken hoe hechtingsstijlen en interpersoonlijke relaties bij volwassenen het smartphonegebruik kunnen beïnvloeden.
“Ik was geïnteresseerd in het onderwerp van de relatie van gebruikers met hun smartphone en in de psychologische functies die het apparaat om verschillende redenen vervult”, legt studieauteur Emanuela S. Gritti uit, een gediplomeerd klinisch psycholoog en adjunct-professor aan de Universiteit van Milano Bicocca en de Universiteit van Urbino Carlo Bo.
“Eén punt is de wijdverbreide aanwezigheid van smartphones in het dagelijks leven in zoveel verschillende delen van de wereld en hun verslavende potentieel. Nog belangrijker is dat ik geloof dat het begrijpen van de manier waarop individuele interpersoonlijke patronen (dat wil zeggen kenmerken van interpersoonlijke afhankelijkheid en volwassen hechtingsstijl) generaliseren naar de emotionele band met het apparaat en interageren met andere relevante psychologische correlaten (bijvoorbeeld zelfwaardering, emotieregulatie) kan leiden tot helpen bij het begrijpen van het gebruik van smartphones en sociale netwerksites.”
Voor hun onderzoek rekruteerden de onderzoekers 376 deelnemers, voornamelijk uit universitaire opleidingen en via een methode die bekend staat als sneeuwbalsteekproeven. Na het uitsluiten van enkele deelnemers vanwege onvolledige toestemmingsformulieren en vooroordelen over de reacties, bestond de uiteindelijke steekproef uit 341 personen, met een evenwichtige vertegenwoordiging van geslachten en een leeftijdscategorie van 18 tot 77 jaar.
Deelnemers werd gevraagd een reeks vragenlijsten in te vullen, waarin verschillende aspecten van hun psychologische profiel werden beoordeeld, waaronder hun hechtingsstijlen, interpersoonlijke afhankelijkheid, zelfwaardering en emotionele verwerkingscapaciteiten. Daarnaast beantwoordden ze vragen die specifiek waren ontworpen om hun gehechtheid aan hun smartphones en de intensiteit van het gebruik van sociale netwerken te meten.
Hechting aan smartphones verwijst naar de emotionele band die een persoon vormt met zijn apparaat, gekenmerkt door gevoelens van afhankelijkheid, angst wanneer hij gescheiden is, en het zien van de smartphone als een bron van troost (bijvoorbeeld: ‘Door mijn telefoon te hebben, voel ik me veiliger). De intensiteit van het gebruik van sociale netwerken heeft daarentegen niet alleen betrekking op de frequentie van het gebruik van sociale netwerken, maar ook op de mate van afhankelijkheid van deze platforms voor sociale interactie en validatie (bijvoorbeeld: ‘Sociale netwerken zijn onderdeel geworden van mijn dagelijkse routine’).
De onderzoekers ontdekten dat individuen met angstige hechtingsstijlen – degenen die zich vaak onzeker voelen in hun relaties – de neiging vertoonden om sterkere emotionele banden te vormen met hun smartphones. Deze groep maakte ook vaker intensief gebruik van sociale media, wat duidt op een digitale uitbreiding van hun interpersoonlijke angsten.
Interessant genoeg bleek uit het onderzoek ook dat de relatiestatus een rol speelde in deze dynamiek. Alleenstaande personen met een angstige hechtingsstijl waren gevoeliger voor destructieve overafhankelijkheid (buitensporig afhankelijk zijn van anderen voor emotionele steun, besluitvorming en validatie), alexithymie (een probleem bij het identificeren en uiten van emoties) en een lager zelfbeeld . Deze psychologische kwetsbaarheden hielden op hun beurt verband met een intensere emotionele band met smartphones en een groter gebruik van sociale media.
Aan de andere kant merkte het onderzoek op dat alleenstaanden met een hoger zelfbeeld de neiging hadden om de sociale media intensiever te gebruiken. Deze bevinding duidt op de rol van sociale media bij zelfexpressie en identiteitsconsolidatie, vooral onder degenen die geen relatie hebben.
“De boodschap van het onderzoek is dat smartphonegebruik meer inhoudt dan het uitvoeren van een reeks nuttige communicatie- en functionele activiteiten”, vertelde Gritti aan PsyPost. “Mensen kunnen verschillen in de manier waarop ze zich ‘verbinden’ met hun smartphone op basis van hun interpersoonlijke stijl (bijvoorbeeld hoe ze omgaan met afstand en nabijheid in relaties) en dit zal een effect hebben op hoe en met welke intensiteit ze deze zullen gebruiken.”
Het onderzoek is echter niet zonder beperkingen. Een opmerkelijk voorbehoud is de afhankelijkheid van zelfgerapporteerde gegevens, die soms vooroordelen kunnen introduceren op basis van hoe deelnemers hun smartphone- en sociale-mediagebruik waarnemen of willen presenteren. Toekomstig onderzoek zou baat kunnen hebben bij het opnemen van meer objectieve metingen van digitaal gedrag om deze bevindingen te bevestigen.
“Het zou waardevol zijn in toekomstig onderzoek om het daadwerkelijke smartphonegebruik te beoordelen, en daarom de beoordeling te integreren op basis van de zelfgerapporteerde beschrijvingen van deelnemers, om mogelijke wenselijkheid uit te sluiten of vooroordelen in de rapporten van deelnemers over hun digitale gedrag te herinneren,” zei Gritti.
“Het onderzoek draagt aanzienlijk bij aan de literatuur die aantoont dat het gebruik van smartphones en sociale netwerken multidetermined gedrag is. Onze studie suggereert bijvoorbeeld dat andere individuele psychologische en demografische variabelen bijdragen aan het gebruik van smartphones en sociale netwerken, zoals het niveau van zelfwaardering en burgerlijke staat.”
Het onderzoek “The smartphone as a “significant other”: interpersonal dependency and attachment in maladaptive smartphone and social networks use“,, is geschreven door Emanuela S. Gritti, Robert F. Bornstein en Baptiste Barbot.
Bronnen