Single in de twintig? Volgens nieuw onderzoek kan het je psychologische welzijn op latere leeftijd ten goede komen
Een recent onderzoek heeft licht geworpen op de manier waarop ervaringen als
alleenstaande op jonge leeftijd van invloed kunnen zijn op de tevredenheid over het leven en op het inkomen na een relatiebreuk. De bevindingen, gepubliceerd in de Journal of Marriage and Family , geven aan dat het ervaren van de single-zijn als jonge volwassene waardevolle vaardigheden en veerkracht kan opleveren, waardoor individuen kunnen worden geholpen bij het omgaan met de uitdagingen van het verbreken van relaties op latere leeftijd.
“Veel van het onderzoek naar hoe alleenstaanden verschillen van mensen met een partner gaat over hoe ze iets missen en hoe ze slechter af zijn (bijvoorbeeld eenzaamheid)”, zegt studieauteur Lonneke van den Berg, onderzoeker bij het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut.
“We waren geïnteresseerd in een potentieel positief element van het single-zijn: hoe jonge single-zijn een ontwikkelingswaarde zou kunnen hebben. Deze interesse werd aangewakkerd door verschillende onderzoeken waaruit blijkt dat jonge alleenstaanden het single-zijn zien als een tijd om zich te concentreren op ontwikkeling, zoals het opbouwen van een vriendengroep, het investeren in onderwijs of een carrière, en leren hoe ze op zichzelf kunnen leven. Dergelijke investeringen kunnen belangrijk zijn gedurende de hele levensloop. In dit artikel hebben we één moment onderzocht waarop zulke investeringen belangrijk kunnen zijn: bij het scheiden van je partner.”
De onderzoekers verdiepten zich in 36 jaar aan gegevens (van 1984 tot 2019) van het Duitse Sociaal-Economische Panel (SOEP), een huishoudenspanel dat verschillende aspecten van het leven van mensen volgt, waaronder inkomen, huisvesting, levenstevredenheid en gezinsleven. Ze concentreerden zich op 1.003 personen die ervaring hadden met het verlaten van hun ouderlijk huis, het samenwonen of trouwen met een partner, en uiteindelijk het scheiden van die partner.
Het onderzoek richtte zich vooral op twee afhankelijke variabelen: levenstevredenheid en arbeidsinkomsten. De tevredenheid over het leven werd gemeten op een schaal van 11 punten (“Hoe tevreden bent u met uw leven, alles bij elkaar genomen?”), terwijl de inkomsten uit arbeid inkomen uit werk, bonussen en meer omvatten.
Om ervoor te zorgen dat hun bevindingen robuust waren, stelden de onderzoekers verschillende criteria voor hun studiedeelnemers: individuen moesten jonger zijn dan 25 jaar oud toen ze het huis verlieten, ze moesten zowel voor als na de scheiding worden geobserveerd, en ze hadden geldige informatie nodig over belangrijke controlevariabelen, zoals opleiding.
De deelnemers werden in twee afzonderlijke groepen ingedeeld: Initieel alleenstaand zijn degenen die, na het verlaten van hun ouderlijk huis, aanvankelijk op zichzelf woonden zonder romantische partner. Direct gekoppelde personen zijn personen die bij het verlaten van hun ouderlijk huis snel een romantische relatie of partnerschap zijn aangegaan. Ze woonden niet lang zelfstandig of alleenstaand nadat ze het huis hadden verlaten.
Voor vrouwen maakte het feit of ze aanvankelijk alleenstaand waren of onmiddellijk een koppel hadden voordat ze van hun eerste partner scheidden, geen significant verschil uit in de manier waarop hun levenstevredenheid in de loop van de tijd veranderde. Beide groepen vrouwen ervoeren een daling van de levenstevredenheid in het jaar van de scheiding, maar er was geen substantieel verschil.
Bij mannen was het beeld anders. Direct gekoppelde mannen zagen in het jaar van scheiding een significantere daling van de levenstevredenheid dan aanvankelijk alleenstaande mannen. Het goede nieuws voor de aanvankelijk alleenstaande mannen was echter dat hun levenstevredenheid snel herstelde na de aanvankelijke daling.
In het onderzoek werd ook onderzocht hoe de duur van het alleenstaand zijn een rol speelde. Hieruit bleek dat voor mannen geldt dat hoe langer ze alleenstaand waren voordat ze gingen samenwerken, hoe kleiner de negatieve effecten van een scheiding op hun levenstevredenheid waren. Dit suggereert dat aanvankelijk alleenstaande mannen tijdens hun single-tijd vaardigheden en middelen hebben opgebouwd die hen hebben geholpen beter om te gaan met de scheidingscrisis.
Wat het inkomen betreft, hadden alleenstaande vrouwen aanvankelijk een hoger jaarlijks arbeidsinkomen dan vrouwen die direct gekoppeld waren twee jaar vóór de scheiding. De inkomenskloof nam echter af na de scheiding, en er was geen significant verschil in inkomsten tussen de twee groepen vrouwen na een jaar na de scheiding.
Aanvankelijk hadden alleenstaande mannen twee jaar vóór de scheiding een hoger arbeidsinkomen vergeleken met direct gekoppelde mannen. Interessant genoeg zagen mannen die direct gekoppeld waren een stijging van hun inkomen in het jaar na de scheiding en twee jaar na de scheiding.
De bevindingen geven aan “dat er positieve kanten zitten aan het single-zijn. En dat we later in het leven verschillen tussen individuen zien op basis van ervaringen in de jongvolwassenheid, zoals op jezelf wonen zonder partner nadat je het huis uit bent gegaan”, vertelde Van den Berg aan PsyPost.
“Bij mannen zagen we dat de sterke daling van de levenstevredenheid in het jaar van de scheiding, het zogenaamde crisiseffect, veel kleiner was als mannen al eerder alleenstaand waren geweest en als ze al langer alleenstaand zijn. Bij vrouwen zagen we dat de verdiensten van vrouwen die eerder alleenstaand waren, al hoger waren vóór hun scheiding. Met name de verdiensten van vrouwen die direct na hun scheiding een koppel kregen, zijn na de scheiding gestegen; Vrouwen die voor het eerst alleenstaand waren, moesten hun arbeidsmarktparticipatie meer vergroten dan vrouwen die eerder alleenstaand waren, omdat laatstgenoemde groep al economisch onafhankelijker was.”
Maar de studie bevat, net als al het onderzoek, enkele kanttekeningen. Deze studie concentreerde zich op gegevens uit Duitsland, waar de houding ten opzichte van het single-zijn en de relatiedynamiek kan verschillen van die in andere landen. Toekomstig onderzoek zou kunnen onderzoeken of vergelijkbare patronen bestaan in verschillende culturele contexten.
Bovendien werd in het onderzoek specifiek gekeken naar de impact van het alleenstaand zijn op het leven na een relatiebreuk. Toekomstige studies zouden kunnen onderzoeken of het alleenstaand zijn op jonge volwassenheid blijvende gevolgen heeft voor andere aspecten van het leven, zoals loopbaantrajecten en hoe individuen omgaan met verschillende stressvolle levensgebeurtenissen.
“Voor onze onderzoeksvraag hadden we vrij specifieke gegevens nodig: we moesten individuen volgen vanaf het jaar dat ze het huis verlieten tot minimaal een jaar na de scheiding van een samenwonende/getrouwde partner”, legt Van den Berg uit. “Een kanttekening is dat dit impliceert dat de meeste van de aanvankelijk alleenstaande individuen slechts een paar jaar alleenstaand waren. Het zou interessant zijn om in toekomstig onderzoek te zien hoe het individuen vergaat die een lange periode (bijvoorbeeld tien jaar) alleenstaand zijn geweest.”
“Een vraag die we met deze gegevens niet konden beantwoorden, was hoe individuen sociaal omgaan na een scheiding. Op basis van onze theorie verwachten we dat individuen die aanvankelijk alleenstaand waren, een groter persoonlijk netwerk hebben; Direct gekoppelde individuen delen mogelijk een groter deel van hun netwerk met hun partner. Het zou interessant zijn om te zien of singles in eerste instantie inderdaad een groter persoonlijk netwerk hebben en of ze na scheiding meer steun krijgen.”
“Bovendien zou het voor toekomstig onderzoek interessant zijn om verschillen te bestuderen tussen aanvankelijk alleenstaande en onmiddellijk gekoppelde individuen in andere levenssituaties,” voegde Van den Berg eraan toe. “We hebben onderzoek gedaan naar het omgaan met scheiding, maar het zou ook interessant zijn om bijvoorbeeld te zien wat er gebeurt bij werkloosheid en gezondheidsproblemen op latere leeftijd.”
Het onderzoek, “The link between singlehood in young adulthood and effects of romantic separation“, is geschreven door Lonneke van den Berg en Ellen Verbakel.
Bronnen