Geschatte tijd om tekst te lezen: 5 minu(u)t(en)SEKS- EN RELATIEONDERZOEK
Seksueel contact tussen hulpverleners (artsen, psychiaters, psychotherapeuten, tandartsen, …) en patiënten komt wel meer voor. Uiteraard gaat het dan niet altijd over aanranding of verkrachting. Er zijn ook klachten over hulpverleners die intieme gevoelens uiten tegenover de patiënt, seksuele opmerkingen maken, foto’s maken van hun patiënten of ze begluren. In België is onderzoek schaars, in Nederland gebeurde in 2002 onderzoek.
Onderzoek
Want wat als het allemaal niet meer zo onschuldig is? Het blad, het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, publiceerde een onderzoek onder bijna 1000 huisartsen naar de mate waarin zij zich seksueel aangetrokken voelden tot een patiënt en of het ooit daadwerkelijk tot seksueel contact met een patiënt had geleid. Driekwart van de mannelijke en één op de drie vrouwelijke huisartsen gaf aan zich ooit wel eens seksueel aangetrokken te hebben gevoeld tot een patiënt. Dit had bij 4,3 procent van de mannelijke en bij 0,8 procent van de vrouwelijke huisartsen tot seks geleid.
In de periode februari-mei 2002 werden vragenlijsten toegezonden aan een aselecte steekproef van huisartsen (n = 1250). Deelname was anoniem.
Er reageerden 977 huisartsen (respons: 80). Onder hen waren relatief veel vrouwen en huisartsen van 50 jaar of jonger. Van de 977 huisartsen hadden 32 ooit seksueel contact met een patiënt gehad: 30/695 (4,3) van de mannelijke en 2/247 (0,8) van de vrouwelijke huisartsen. Bij 24 (75) van hen had coïtus plaatsgevonden. Van de 32 daders hadden 11 (34) met 2 of meer patiënten seksueel contact gehad. Van de 30 mannelijke daders beoordeelden 20 (67) achteraf het gedrag positief voor zichzelf en 22 (73) voor de patiënt. Het seksueel contact met een patiënt kwam vaker voor bij mannen die tijdens het onderzoek ouder dan 50 jaar waren.
Uit een onderzoek uit 1979 blijkt dat in Canada ongeveer acht procent van alle vrouwen minimaal een keer seksueel misbruikt of lastiggevallen wordt door een hulpverlener en dat gemiddeld tien procent van alle hulpverleners ooit seksueel grensoverschrijdend gedrag heeft gesteld. Een onderzoek uit 1977 toonde dan weer aan dat gemiddeld vijf procent van de hulpverleners ooit geslachtsgemeenschap had met een patiënt. Het zijn vooral mannelijke hulpverleners tussen de 38 en 52 die seksuele contacten hebben met patiënten, hoewel ook vrouwelijke hulpverleners het doen.
De daders hebben vaak een belangrijke positie, hebben een charismatische persoonlijkheid en zijn professioneel geïsoleerd. In meer dan vijftig procent van de gevallen zijn de daders hulpverleners die lijden aan een psychiatrische stoornis, soms in combinatie met een psychosociale stoornis. Het initiatief tot seksueel contact komt in tachtig procent van de gevallen van de hulpverlener zelf, maar het kan uiteraard ook van de patiënten zelf komen. In de psychotherapie komt het vaak voor dat patiënten de hulpverleners beginnen te kussen, met hem beginnen te flirten. Ze ontwikkelen positieve overdrachtsgevoelens en verwarren dit met verliefdheid. Het is dan zaak om daar als hulpverlener niet op in te gaan. Doet hij het toch, dan is er sprake van tegenoverdracht. Het misbruik zelf duurt soms jarenlang. Sommige hulpverleners proberen het slachtoffer stapsgewijs aan zich te binden, het slachtoffer afhankelijk te maken. In veel gevallen wordt het misbruik geleidelijk aan opgebouwd. Het begint met licht verleidingsgedrag en het gaat langzaam over in verregaande seksuele contacten.
Ook vrouwelijke plegers.
Minder dan mannen, maar hun aandeel is ook niet gering. Van de hulpverleners die het doen, is één op de vijf een vrouw. En hun slachtoffers zijn meestal vrouwen. Alhoewel een vrouwelijke dader vaker de krantenkoppen haalt, zijn ze toch nog taboe. Klachten over vrouwelijk daderschap worden vaak gebagatelliseerd en er wordt met ongeloof en verbijstering op gereageerd. Een vrouw als seksueel misbruikster bestempelen, ligt moeilijk : het ‘vrouw zijn’ en haar sociologische rol als ‘moeder/zorger’ is tegengesteld aan het idee van misbruik.
Seksueel misbruik door vrouwelijke hulpverleners wordt ook verzacht en verbloemd door wetenschappers en media. Amerikaanse media beschrijven de verschillende gevallen van seksueel misbruik van vrouwen met minderjarige jongens vaak als ‘het hebben van een relatie’ en niet als misbruik. Volgens sommige wetenschappers zou seksueel misbruik door vrouwelijke hulpverleners minder op macht berusten en zouden vrouwelijke daders minder agressief te werk gaan. (Marijke Weeewauters in Lief en Leed 2)
De door de KNMG laatstelijk in 2002 gewijzigde tekst van wat ooit het blauwe boekje met gedragsregels voor artsen was, is overduidelijk: De arts dringt niet verder door tot de privé-sfeer van de patiënt dan in het kader van de hulpverlening noodzakelijk is.
Ethische code
De arts onthoudt zich van contacten van seksuele aard binnen de hulpverlening. Verbale of lijfelijke intimiteiten zijn niet toegestaan.
Dat een arts zich wel eens seksueel aangetrokken voelt tot een patiënt(e) is in vaak haast onvermijdelijk. Wees je van die gevoelens echter direct bewust en trek zonder pardon en ter voorkoming van erger, onmiddellijk aan de noodrem. Trek je terug in je zuiver professionele rol, neem desnoods afstand en laat je niet – letterlijk – verleiden tot meer. Niks glaasje wijn drinken, niks na-visite, niks voor de gezelligheid, niks overbodige controle of ander vermeend onschuldig en grensnaderend gedrag. Geen patiënt zit te wachten op uw persoonlijke ontboezemingen. De arts-patiëntrelatie lijkt tegenwoordig dan wel een meer gelijkwaardige relatie, maar is dat natuurlijk helemaal niet.
De KNMG geeft met haar gedragsregels richtlijnen voor de arts. Deze richtlijnen gelden niet alleen, maar wel in het bijzonder, voor de arts-patiëntrelatie. Zo is er een gedragsregel aangenomen die stelt dat artsen zich moeten onthouden van seksueel contact met hun patiënt: ‘De arts dringt niet verder door tot de privésfeer van de patiënt dan in het kader van de hulpverlening noodzakelijk is. De arts onthoudt zich van contacten van seksuele aard binnen de hulpverlening. Verbale of lijfelijke intimiteiten zijn niet toegestaan.’
Brochure
In deze brochure staat beschreven wat er van artsen verwacht wordt ten aanzien van het vermijden van seksueel contact met patiënten, wat ‘seksueel contact’ en ‘verbale en lijfelijke intimiteiten’ nu precies inhouden en worden voorbeelden gegeven die duidelijk laten zien welke valkuilen een arts daarbij moet vermijden.
Lees hier de ethische code voor artsen
Referenties
Leusink PM, Mokkink HGA, Seksueel contact tussen huisarts en patiënt: prevalentie en risicofactoren. Ned Tijdschr Geneeskunde 2004; 148: 778-82.
Hoogervorst wil huisartsen aanspreken op seksuele moraal. de Volkskrant 19 april 2004, pag 2.
Meijman FJ, Seksueel contact tussen arts en patiënt. Ned Tijdschr Geneeskunde 2004; 148: 765-7.
Lief en leed 2. Seks en relaties anders bekeken. Sensoa Publicaties. Garant
Bronnen
http://www.tijdschriftvoorseksuologie.nl/archief/tvs1983-2/rn221298.pdf
http://www.medischcontact.nl/archief-6/Tijdschriftartikel/58070/Seks-met-een-patient.htm
https://www.ntvg.nl/artikelen/seksueel-contact-tussen-huisarts-en-pati%C3%ABnt-prevalentie-en-risicofactoren
http://www.nieuwsblad.be/cnt/dmf20121010_00329895
http://www.nieuwsblad.be/cnt/dmf20121010_00329895