Hulpverleners moeten meer vragen naar ervaringen van seksueel geweld
SEKS- EN RELATIEONDERZOEK
Seksueel geweld is een moeilijk bespreekbaar onderwerp, zowel voor slachtoffers als voor professionals. Zeker wanneer de aanleiding slechts een ‘niet-pluis’ gevoel is. Wat is het belang van het bespreken van vermoedens van seksueel geweld? Maar ook: wanneer mag, kan en moet een professional dat doen? In dit artikel geven we een aantal overwegingen en tips.
Ben je als hulpverlener bereid een gesprek te beginnen over seksueel geweld? Veel professionals vragen er niet standaard naar. De omstandigheden waarin de cliënt verkeert en diens primaire hulpvraag heeft invloed op de bereidheid van hulpverleners om naar ervaringen met seksueel (grensoverschrijdend) gedrag te vragen. Veelal heeft de zorgvraag van de cliënt daar geen direct verband mee, waardoor het voor de hulpverlener onwennig voelt om het onderwerp te bespreken. Desondanks ziet de meerderheid van de cliënten graag dat hulpverleners routinematig vragen naar ervaringen met seksueel grensoverschrijdend gedrag.
Nooit gevraagd
Een onderzoek van Robohm en Buttenheim (1996) toont aan dat maar liefst 82% van de cliënten met een misbruikverleden nooit is gevraagd naar seksueel misbruik, terwijl 93% van de cliënten vindt dat dit wel had gemoeten. Het bespreken van een misbruikverleden met een hulpverlener, wordt door 82% als helpend of redelijk helpend beoordeeld (McGregor et al, 2015). Daarnaast blijkt dat slachtoffers meer PTSS en traumaklachten hebben, als ze wel willen vertellen over een misbruikverleden maar dit niet doen of dit pas veel later doen (Ullman, 2003; Gold & Sinclair, 1997). Vrouwen met een misbruikverleden wachten gemiddeld 16 jaar voordat ze erover praten (Read et al, 2006). Mannen mogelijk nóg langer, omdat het voor hen een nog groter taboe is.
Belemmeringen
Angst voor de reactie van de cliënt en onzekerheid over de hulp die geboden moet worden, kan ook een reden van hulpverleners zijn om seksueel geweld vooralsnog niet bespreekbaar te maken. Tot slot speelt er onzekerheid tussen hulpverleners onderling die maakt dat het onderwerp weinig wordt besproken. 60 procent van de hulpverleners geeft aan dat ze niet zeker zijn van de mate waarin er overeenstemming is over de definitie en aanpak van seksueel (grensoverschrijdend) gedrag. Door seksualiteit binnen het team bespreekbaar te maken, kan er meer duidelijkheid ontstaan over de verwachtingen en belemmeringen (Van den Heuvel, 2015).
Mag ik?
Voor hulpverleners die het onderwerp met de cliënt bespreekbaar willen maken, helpt het om van de cliënt toestemming te krijgen. Maar wanneer heb je die? Het allerbelangrijkst is om met een open houding te reageren en om de controle aan de cliënt te geven. Bij misbruik is er niet alleen vertrouwen geschonden; degene die het overkomt, is ook de controle over de situatie ontnomen. Bespreken van het misbruikverleden betekent voor de cliënt opnieuw het risico lopen op controleverlies, waarbij de consequenties op de korte en langere termijn niet duidelijk zijn. Met het teruggeven van de controle, kan de hulpverlener angst en machteloosheid voor een deel wegnemen en wordt de cliënt betrokken bij beslissingen. Dit maakt het makkelijker om een misbruikverleden te bespreken (Roberts et al, 1999).
Vraag toestemming
De hulpverlener kan op elk moment in het hulpverleningsproces toestemming vragen om dóór te mogen vragen. Zo kun je starten met vragen naar vervelende ervaringen op seksueel gebied. Wanneer de cliënt aangeeft dat hij of zijn hier liever niet over spreekt, dan dien je de grens te accepteren. Tegelijkertijd kun je aangeven dat de cliënt er altijd op terug mag komen. Een duidelijke uitleg geven over de mogelijkheden van hulpverlening of vervolgacties en cliënten de keuze geven voor een mannelijke of een vrouwelijke hulpverlener zijn andere voorbeelden van het wegnemen van angst en machteloosheid (McGregor, Glover, Gautam, & Jülich, S. 2010).
Positieve versus negatieve reacties
Toestemming en vertrouwen wordt verkregen door positief te reageren op de cliënt wanneer ze openlijk hun misbruikervaringen ter sprake brengen. Positieve reacties zijn: kalm blijven, steunen, accepteren/erkennen, aanmoedigen. Negatieve reacties zijn: normaliseren van misbruik, niet geloven, ongemakkelijkheid tonen zonder dat te verwoorden, van onderwerp veranderen, onnodige interesse in details en woede tegenover slachtoffer of pleger. Negatieve reacties op onthullingen in het verleden hebben invloed op de bereidheid om nogmaals over de misbruikervaringen te spreken. Onderzoek laat zien dat juist ernstig misbruikte vrouwen meer negatieve reacties ontvangen vanuit de omgeving dan minder ernstig misbruikte vrouwen en ook vaker hulp hebben gezocht (Jonzon & Lindblad, 2004).
Neem de tijd
De cliënt bepaalt voor zichzelf, wanneer, met wie en waarom hij of zij hierover wil praten. Daarom is het belangrijk om eventueel te stoppen of pauzes in te lassen wanneer de cliënt dit wenst. Cliënten kiezen ervoor om een seksueel misbruikverleden pas te bespreken, wanneer ze een vertrouwensband met iemand hebben. Tijdgebrek verhindert dit. Het is een negatieve ervaring van de cliënten met de hulpverlening. Cliënten gaan er vaak bij voorbaat vanuit dat hulpverleners ‘geen tijd hebben’ en ‘toch niet luisteren’. Wanneer je dit doorbreekt, schept dit vertrouwen. Wanneer tijdgebrek op enig moment een rol speelt, is het van belang er op een ander moment uitgebreid de tijd voor uit te trekken.
Kan ik?
Cliënten beschrijven een gebrek aan kennis en vaardigheden van hulpverleners als een negatieve ervaring (Havig, 2008). Een gebrek aan kennis én vaardigheden van hulpverlening kan leiden tot onderdiagnose en meer schadelijke gevolgen voor cliënten (Savell, 2005). Toch is niet zozeer het ‘kunnen’ maar vooral het gebrek aan ‘vertrouwen in eigen kunnen’ het probleem. Vaak beschikken de hulpverleners wel over kennis, maar ze passen deze niet toe in de praktijk (Edwards et al, 2004; Tudiver, McClure, Heinonen, Scurfield & b Kreklewetz, 2002). Een gebrek aan praktijkervaring met het bespreekbaar maken van seksueel geweld, maakt het voor professionals moeilijk om hun bekwaamheid in te schatten (Van den Heuvel, 2015). Vragen naar vervelende seksuele ervaringen blijkt zeer waardevol te zijn. Daarom lijkt voor slachtoffers de vraag of je als hulpverlener hiernaar moet vragen minder relevant dan weten hoe je moet vragen.
Wat vraag je?
Er zijn verschillende barrières voor cliënten om het onderwerp te bespreken. Soms twijfelen slachtoffers of ze wel echt zijn misbruikt. Dit heeft te maken met hoe de cliënt zich voelt en hoe accuraat de herinneringen zijn. Maar ook met acceptatie: onder ogen willen zien dat het écht gebeurd is. Een vraag zoals: Ben je verkracht? werkt minder goed bij het bespreekbaar maken van een misbruikverleden, omdat iedereen eigen beelden en associaties heeft bij verkrachting, misbruik of een misdaad. Meer specifieke vragen werken beter. Voorbeelden hiervan zijn: Heb je wel eens vervelende seksuele ervaringen meegemaakt thuis of op school of ergens anders? Of: Heeft iemand jou weleens tegen je wil aangeraakt of betast? Specifieke vragen helpen ook bij het ophalen van herinneringen. Oefenen met praktijkvoorbeelden en voorbeeldzinnen kan helpen om je vaardigheden als professionals te verbeteren (Van den Heuvel, 2015).
Wat is voor jou als hulpverlener de overweging om vermoedens van riskant seksueel gedrag wel of niet bespreekbaar te maken? Door actief op zoek te gaan naar de kennis, ondersteuning en zekerheid die jij nodig denkt te hebben, wordt het makkelijker om seksueel geweld bespreekbaar te maken.
Wat moet?
Eigenlijk weet je als hulpverlener nooit helemaal zeker of je vermoedens seksueel misbruikervaringen van de cliënt uit het verleden betreft of actuele. Soms ook betreft het beide, omdat seksueel misbruikervaringen een risicofactor vormen voor ‘revictimisatie’. Daarom is het, gezien de wet Meldcode, altijd een plicht om bij vermoedens met de cliënt in gesprek te gaan. Eventueel na raadpleging van een deskundige. Je kunt in het gesprek dan nagaan wat de cliënt precies heeft meegemaakt, op welke moment(en) in haar/zijn leven. Bij herhaald en langdurig misbruik is een andere vorm van hulpverlening nodig dan bij éénmalig. En bij vroegkinderlijk misbruik een andere vorm dan bij recent éénmalig op volwassen leeftijd. Zo kun je op basis van het gesprek de cliënt adequaat doorverwijzen.
Geschreven door Sanne van den Heuvel, stagiaire team HSG Movisie (huiselijk en seksueel geweld) 2015.
Bron