Onderzoek onderzoekt de houding ten opzichte van verkrachting en moord over de politieke grenzen heen
Een studie gepubliceerd in Archives of Sexual Behavior onderzocht hoe individuen de ernst
van verkrachting waarnemen in vergelijking met moord, waarbij de rol van politieke ideologie en morele grondslagen werd onderzocht bij het vormgeven van deze percepties.
De perceptie van misdaden hangt traditioneel af van de waargenomen ernst ervan en de schade die ze veroorzaken, en bepaalt de juridische en culturele reacties op deze misdrijven. Terwijl moord historisch gezien werd gezien als een van de ernstigste misdaden vanwege de onomkeerbare schade ervan (de dood), wordt verkrachting vaak besproken in termen van de ernst ervan in verhouding tot moord.
De beoordeling van het publiek heeft niet alleen invloed op de juridische uitkomsten, maar weerspiegelt ook bredere maatschappelijke waarden met betrekking tot moraliteit, genderkwesties en ideologische verdeeldheid. Dit onderzoek maakt gebruik van deze percepties en biedt inzicht in hoe verschillende groepen binnen de samenleving – verdeeld door politieke voorkeuren en morele prioriteiten – de relatieve ernst van verkrachting zien in vergelijking met moord.
Onderzoekers Richard B. Felson en Eric Silver gebruikten gegevens uit een YouGov-enquête die in juni 2021 werd gehouden, waarbij een landelijk representatieve steekproef van 1.125 volwassenen uit de hele Verenigde Staten werd ondervraagd. De gegevens werden gewogen op basis van verschillende demografische factoren, waaronder leeftijd, geslacht, ras, opleiding en politieke voorkeuren, om de representativiteit te vergroten.
Deelnemers beantwoordden een reeks vragen die verband hielden met hun perceptie van misdaad en gerechtigheid, waaronder een specifieke vraag of zij geloofden dat verkrachting net zo ernstig was als moord (antwoordopties variërend van ‘1 = verkrachting is veel minder ernstig’ tot ‘4 = verkrachting is veel minder ernstig’). serieuzer”). De enquête omvatte ook maatregelen die bedoeld waren om de politieke ideologieën van de respondenten te beoordelen, met name progressieve overtuigingen (bijvoorbeeld “de meeste mensen zijn racistisch, of ze het nu weten of niet”), en hun morele grondslagen (dat wil zeggen, schadegerichtheid; bijvoorbeeld “een van de het ergste wat een mens kan doen is een weerloos dier pijn doen”).
Terwijl 61% van de respondenten verkrachting en moord als even ernstig beschouwde, beschouwde 26% verkrachting als minder ernstig dan moord, en 13% beschouwde verkrachting als ernstiger. Deze percepties varieerden aanzienlijk met de politieke ideologie. Sociaal-progressieven beschouwden verkrachting eerder als even ernstig of ernstiger dan moord in vergelijking met sociaal-conservatieven. De onderzoekers ontdekten dat vooral progressieve vrouwen verkrachting als ernstiger beschouwen dan moord, wat suggereert dat geslacht een cruciale rol speelt bij het vormgeven van deze percepties.
Uit verdere analyse bleek dat morele grondslagen, met name de gevoeligheid voor schade, ook de opvattingen over de ernst van misdrijven beïnvloedden. Respondenten met een hoge gevoeligheid voor schade waren minder geneigd verkrachting als ernstiger te beschouwen dan moord.
Deze studie was gebaseerd op een cross-sectioneel ontwerp, dat causale gevolgtrekkingen beperkt. De onderzoekers suggereren dat toekomstige studies deze attitudes zouden kunnen onderzoeken met behulp van longitudinale gegevens om attitudeveranderingen in de loop van de tijd beter te begrijpen.
Het onderzoek “Rape or Homicide: Which Is Worse?”, is geschreven door Richard B. Felson en Eric Silver.
Bronnen