Onderzoek onthult verontrustende trend in de manier waarop seksueel misbruik online wordt besproken in VS
Onderzoekers die Facebook-reacties op nieuwsartikelen over seksueel geweld in het diepe
zuiden van de Verenigde Staten onderzoeken, hebben ontdekt dat verkrachtingsmythen – valse overtuigingen die daders verontschuldigen en slachtoffers de schuld geven – online discussies blijven domineren. In een studie gepubliceerd in Deviant Behavior analyseerden ze meer dan 450 reacties en ontdekten dat tweederde van de reacties traditionele verkrachtingsmythen ondersteunde. Hoewel sommige reacties bemoedigende steun voor slachtoffers lieten zien, benadrukt de studie de aanhoudende culturele barrières voor het volledig aanpakken van seksueel geweld in deze regio.
Verkrachtingsmythen zijn valse overtuigingen over seksueel misbruik die het slachtoffer de schuld geven, de dader verontschuldigen of de ernst van de misdaad bagatelliseren. Ondanks voortdurende inspanningen om deze schadelijke houdingen te bestrijden, blijven ze in veel delen van de wereld, waaronder de Verenigde Staten, wijdverbreid. In deze studie richtten onderzoekers zich op het diepe zuiden, een regio die doorgaans wordt gedefinieerd als staten als Alabama, Georgia, Louisiana, Mississippi en South Carolina.
Bekend om zijn diepgewortelde conservatieve en religieuze waarden, heeft het diepe zuiden een cultureel landschap dat de publieke houding ten opzichte van seksueel geweld zou kunnen beïnvloeden. De onderzoekers wilden begrijpen of de steun voor verkrachtingsmythen in dit gebied wijdverbreid blijft, ondanks het groeiende nationale bewustzijn van deze kwesties.
“Ik werk al tientallen jaren met organisaties die reageren op seksueel geweld en ben vooral geïnteresseerd in het belang van culturele veranderingen (bijvoorbeeld geloof in verkrachtingsmythen) die nodig zijn om een einde te maken aan seksueel geweld. Ik heb ook gemerkt dat meer mensen verkrachtingsmythen aanvechten, vooral sinds de #MeToo-beweging. Ik wilde zien of dat ook in het diepe zuiden doordrong”, aldus auteur van de studie Tina Deshotels, hoogleraar sociologie aan de Jacksonville State University en medeauteur van Crime and Deviance: Understanding Problems, Constructing Solutions .
Om deze houdingen te onderzoeken, richtten de onderzoekers zich op opmerkingen die op Facebook werden geplaatst als reactie op lokale nieuwsartikelen over seksueel misbruik. Facebook werd gekozen omdat het een van de meest gebruikte socialemediaplatforms is, vooral in landelijke gebieden, en gebruikers aanmoedigt om hun gedachten en meningen te delen, vaak zonder veel zelfcensuur. De opmerkingen werden verzameld uit 32 nieuwsartikelen die tussen 2015 en 2020 door twee lokale nieuwsorganisaties werden gepubliceerd. De onderzoekers zochten naar artikelen die sleuteltermen bevatten zoals ‘verkrachting’ en ‘seksueel misbruik’ en sloten de artikelen uit die minder dan 50 opmerkingen hadden of niet rechtstreeks betrekking hadden op seksueel geweld door volwassenen. Ook gevallen van seksueel misbruik van kinderen werden uitgesloten, behalve gevallen van wettelijke verkrachting met aanzienlijke leeftijdsverschillen.
Nadat ze meer dan 2600 reacties hadden verzameld, filterden de onderzoekers irrelevante reacties eruit, zoals persoonlijke meningsverschillen of mensen die anderen tagden. Dit leverde hen 455 relevante reacties op, die in meerdere codeerrondes werden geanalyseerd.
In de eerste ronde pasten de onderzoekers een deductieve benadering toe door een vastgesteld raamwerk te gebruiken dat gebaseerd was op een algemeen geaccepteerde verkrachtingsmytheschaal. Ze categoriseerden de opmerkingen in traditionele verkrachtingsmythen zoals “Ze vroeg erom”, “Ze loog”, “Hij bedoelde het niet zo” en “Het was niet echt verkrachting”. Voor opmerkingen die niet in deze categorieën pasten, creëerden de onderzoekers een “Anders”-categorie, die verder werd onderzocht in een tweede ronde van coderen.
Tijdens de tweede fase gebruikten de onderzoekers een inductieve benadering, waardoor ze nieuwe categorieën konden ontwikkelen op basis van terugkerende thema’s die uit de opmerkingen naar voren kwamen. Dit proces hielp hen de categorie ‘Anders’ te verfijnen in specifieke subcategorieën, zoals anderen de schuld geven, de timing van de beschuldiging van het slachtoffer in twijfel trekken en sympathie tonen voor de beschuldigde.
Ten slotte groepeerden de onderzoekers de opmerkingen in twee brede categorieën: die welke het slachtoffer ondermijnden en die welke het slachtoffer steunden. Deze aanpak bood een gestructureerde manier om de uiteenlopende publieke opinies die in de opmerkingen tot uiting kwamen, te analyseren.
De meerderheid van de opmerkingen (72 procent) ondermijnde het slachtoffer op een of andere manier. Veel van deze opmerkingen herhaalden traditionele verkrachtingsmythes, waarbij de meest voorkomende beschuldigingen waren dat het slachtoffer loog (27 procent) of dat het slachtoffer op de een of andere manier verantwoordelijk was voor de aanval (13 procent). Sommige commentatoren beweerden bijvoorbeeld dat slachtoffers hun verhalen verzonnen voor politiek gewin of persoonlijke roem, terwijl anderen suggereerden dat vrouwen die zich provocerend kleden of zichzelf in riskante situaties plaatsen, de schuld krijgen van hun slachtofferschap.
Interessant genoeg ontdekten de onderzoekers dat politieke overtuigingen een belangrijke rol speelden bij het vormen van de publieke opinie over seksueel misbruik. Sommige commentatoren beweerden dat beschuldigingen van seksueel misbruik deel uitmaakten van een bredere politieke agenda, met name in zaken waarbij bekende publieke figuren betrokken waren.
Eén commentator suggereerde dat vrouwen logen over het feit dat ze waren aangevallen om de reputatie van een politicus te schaden, en hun beschuldigingen framen als onderdeel van een politieke samenzwering. Dit soort reacties kwam vaker voor in gevallen waarin de vermeende dader een prominente politieke figuur was, wat de kruising van verkrachtingsmythen met politiek conservatisme in het diepe zuiden weerspiegelt.
Een ander veelvoorkomend thema in de commentaren was sympathie voor de beschuldigde. Sommige commentatoren betoogden dat de beschuldigde oneerlijk werd beoordeeld en dat hun levens werden verwoest door valse beschuldigingen. In zaken van verkrachting van minderjarigen, bijvoorbeeld, suggereerden verschillende commentaren dat de beschuldigde mannen niet volledig verantwoordelijk gehouden moesten worden omdat de minderjarige slachtoffers “er ouder uitzagen” of bereidwillig deelnamen aan de seksuele activiteit. Deze commentaren ontheven de beschuldigde van verantwoordelijkheid door de schuld op het slachtoffer te schuiven voor het misleiden van de dader.
Religieuze thema’s speelden een opvallende rol in de commentaren, en werden vaak gebruikt om het gedrag van degenen die beschuldigd werden van seksueel misbruik te rechtvaardigen of te verontschuldigen, of om de slachtoffers te bekritiseren. Sommige commentatoren beriepen zich op religieuze retoriek om te pleiten voor vergeving van de beschuldigden, en suggereerden dat mensen, inclusief degenen die schuldig waren aan seksueel wangedrag, een kans moesten krijgen om berouw te tonen en te veranderen. Eén comment verwees bijvoorbeeld naar een politicus die beschuldigd werd van aanranding, en stelde dat “God een werk in zijn leven had gedaan” en dat hij vergeven moest worden en steun moest blijven ontvangen.
Anderen zagen het gedrag van vrouwen als problematisch vanuit een religieus perspectief. Ze suggereerden dat de slachtoffers de schuld van hun aanvallen droegen, omdat zij zich niet aan de traditionele genderrollen hielden. Een van de reageerders adviseerde vrouwen zelfs om naar de kerk te gaan in plaats van deel te nemen aan de maatschappij.
Deshotels was vooral verrast door “mensen die zich op religie beroepen om verkrachting te rechtvaardigen en/of te verontschuldigen, bijvoorbeeld de opmerking ‘dames, u zou nu naar de kerk moeten gaan’.”
Ondanks de prevalentie van victim-blaming, steunde een significante minderheid van de reacties (28 procent) het slachtoffer. Deze reacties daagden vaak verkrachtingsmythen uit door de redenen te benadrukken waarom slachtoffers het melden van hun aanval uitstellen of door andere reageerders expliciet aan te spreken op victim-blaming. Sommige reacties waren gericht op het onderwijzen van anderen over de wettelijke definitie van verkrachting, met name in gevallen van wettelijke verkrachting waarbij het slachtoffer minderjarig was. Een paar reageerders drongen er ook bij anderen op aan om op hun taalgebruik te letten, en wezen erop dat hun woorden door overlevenden van seksueel misbruik gelezen konden worden en konden bijdragen aan hun hervictimisatie.
“Hoewel er nog steeds een behoorlijke acceptatie van verkrachtingsmythes is in het diepe zuiden, zijn er ook een aanzienlijk aantal opmerkingen die de schuld bij het slachtoffer leggen, slachtoffers steunen en proberen het publiek te informeren,” vertelde Deshotels aan PsyPost. “Deze bevindingen kunnen worden gebruikt in gerichte educatieve campagnes die rekening houden met de context van specifieke gemeenschappen.”
Hoewel deze studie licht werpt op de houding van het publiek ten opzichte van seksueel misbruik in het diepe zuiden, kent het enkele beperkingen. De studie keek alleen naar opmerkingen op Facebook, die mogelijk niet volledig de publieke opinie in deze regio weergeven. De onderzoekers merkten op dat mensen zichzelf kunnen censureren in openbare forums of opmerkingen kunnen verwijderen nadat ze zijn geplaatst, wat de resultaten kan vertekenen. Tot slot richtte de studie zich uitsluitend op gevallen waarin het slachtoffer bij de geboorte als vrouw was toegewezen, dus het onderzocht niet hoe verkrachtingsmythen zich zouden kunnen afspelen in gevallen waarbij mannelijke slachtoffers betrokken waren.
Gezien deze beperkingen stelden de onderzoekers verschillende wegen voor toekomstig onderzoek voor. Een belangrijk gebied is om te onderzoeken hoe genderstereotypen over mannen en vrouwen de acceptatie van verkrachtingsmythen beïnvloeden in gevallen waarin het slachtoffer mannelijk is. Dit zou helpen om een uitgebreider begrip te krijgen van hoe verschillende genderdynamieken de publieke opinie over seksueel geweld beïnvloeden.
Bovendien zou toekomstig onderzoek kunnen onderzoeken hoe ras kruist met acceptatie van verkrachtingsmythes, met name in het diepe zuiden, waar raciale spanningen historisch hoog zijn. Hoewel ras geen focus was van deze studie, impliceerden enkele opmerkingen dat de behandeling van slachtoffers en daders zou kunnen verschillen op basis van hun ras.
“Het lezen van online reacties kan emotioneel zwaar werk zijn,” zei Deshotels. “Soms was het hartverscheurend om te zien dat slachtoffers de schuld kregen en soms hartverwarmend om de overweldigende steun te zien.”
De onderzoekers hopen dat hun bevindingen gebruikt kunnen worden ter ondersteuning van maatschappelijke educatieve programma’s die erop gericht zijn om verkrachtingsmythen te ontkrachten, slachtoffers te ondersteunen en daders ter verantwoording te roepen.
De studie,“‘Ladies I Hope You are in Church Right now’: Exploring Rape Myths from Social Media Comments in the Deep South”, werd geschreven door Taylor Ellis, Sarah Donley, Tina H. Deshotels en Ashley Anderson.
Bronnen
Eric W Dolan