Is aandacht voor tienerzwangerschap nog nodig in Nederland?

Geschatte tijd om tekst te lezen: 7 minu(u)t(en)
Ugentec Hasselt kan snel SOA opsporen
Herstelbare sterilisatie man via hydrogel stap vooruit in onderzoek

SEKS- EN RELATIEONDERZOEK

Het ministerie van VWS heeft van 2014 tot 2018 financiële middelen ter beschikking

xusenru (CC0), Pixabay

gesteld om een extra impuls te geven aan de preventie van ongewenste zwangerschap en begeleiding van tienermoeders. Rutgers, Soa Aids Nederland en Fiom zijn gevraagd om hierin samen te werken en een gezamenlijk programma op te stellen. Wat is er tot nog toe gebeurd? En wat staat er nog op de rol? In een serie van drie artikelen nemen we u mee in de achtergronden van tienerzwangerschappen en de activiteiten in het Impulsproject preventie ongewenste tienerzwangerschap en begeleiding tienermoeders.

Het impulsproject

Is die extra inzet op tienerzwangerschap eigenlijk nog wel nodig in Nederland? Nederland kent relatief lage aantallen tienerzwangerschappen, vergeleken met andere landen. In 2015 waren er 1574 tienermoeders: 3.2 op de 1000 tieners kregen een kind. In 2014 waren dit er nog 3.7. Het aantal tienermoeders en het aantal abortussen onder tieners neemt de laatste jaren af. Paulien van Haastrecht, manager nationale programma’s van Rutgers: ‘Elke ongewenste tienerzwangerschap is er één te veel. Een ongewenste zwangerschap op jonge leeftijd beïnvloedt de totale levensloop van de jonge ouders, maar ook van het kind, als dat er komt. Je hebt liever dat een ouder eerst zelf steviger in de wereld staat’. Eline Dalmijn, beleidsspecialist van FIOM, vult aan: ‘Het gaat goed in Nederland, maar we moeten ook zorgen dat het goed blijft gaan. De decentralisatie maakt dat preventie en zorg rond tienerzwangerschap een taak van gemeenten wordt. We moeten hen stimuleren om hier echt werk van te maken’.
Politieke aanleiding voor de inzet van extra financiële middelen is de motie van Linda Voortman in 2013. Rutgers, Soa Aids Nederland en Fiom zijn gevraagd om hierin samen te werken en een gezamenlijk programma op te stellen. Van Haastrecht: ‘Samen bekijken we welke leemtes er zijn in preventie en begeleiding bij tienerzwangerschappen, en hoe we bestaande activiteiten en middelen kunnen bundelen, door ontwikkelen en beter kunnen implementeren. Dit doen we onder de noemer: Impulsproject preventie ongewenste tienerzwangerschap en begeleiding tienermoeders’. Suzanne Meijer, beleidsmedewerker van Soa Aids Nederland: ‘De kracht van deze samenwerking is dat we onze expertise, ervaring en netwerken op een hele mooie en effectieve wijze bundelen en de som der delen hierdoor vele malen groter is.’


Verbetering van preventie en begeleiding
Binnen het project wordt bekeken welke leemtes er zijn in preventie en begeleiding bij tienerzwangerschappen, en hoe bestaande activiteiten en middelen gebundeld en beter geïmplementeerd kunnen worden. Ook wordt er gewerkt aan het verbeteren en uitbreiden van (online) informatie- en onderwijsmaterialen. Van Haastrecht: ‘We hebben er voor gekozen in te zetten op het versterken van kanalen die er al zijn, en geen nieuwe structuur op te zetten. Want als je weet dat het een tijdelijke financiering is, wil je niet na vier jaar ergens de stekker weer uittrekken. We zetten dus in op het aanvullen en beter richten van voorlichting en seksuele vorming, op deskundigheidsbevordering van professionals en stimuleren van gemeentelijk beleid.’
Een belangrijk onderdeel van het project is onderzoek. Tienerzwangerschap komt niet in alle lagen van de bevolking in gelijke mate voor. Bepaalde groepen jonge vrouwen lopen een hoger risico. Uit het onderzoek ‘ Seks onder je 25e’ blijkt dat jonge starters, laagopgeleiden en Surinaamse en Antilliaanse meiden niet of minder goed anticonceptie gebruiken (de Graaf, Kruijer, Acker, & Meijer, 2012).  Toch weten we nog onvoldoende wat de risicofactoren zijn, en hoe die met elkaar samenhangen. Van Haastrecht:  ‘We weten dat de groep waar ongewenste zwangerschap speelt een complexe achtergrond heeft. Daar is bijna altijd meer aan de hand dan simpelweg slordigheid met anticonceptie of onwetendheid. We willen beter in kaart hebben wat er speelt bij ongewenste zwangerschap, ook de complexe voorgeschiedenis, zodat we preventie en keuzehulp op maat kunnen aanbieden.’
Onderzoek werpt nieuw licht op achtergronden tienerzwangerschap

Het impulsproject startte met twee verdiepende onderzoeken naar de voorgeschiedenis van tienerzwangerschappen, bij normaalbegaafde en bij licht verstandelijk beperkte meiden. In het eerste onderzoek In één klap volwassen onder normaalbegaafde meiden zijn 46 interviews gehouden met jonge Nederlandse, Surinaamse en Antilliaanse vrouwen die voor hun 20e ongewenst zwanger werden en met 18 professionals zoals maatschappelijk werkers en een abortusarts (Cense& Dalmijn, 2016). De studie had tot doel meer inzicht te krijgen in de factoren die een rol spelen en in de samenhang tussen de risicofactoren, om daarmee de preventie van ongewenste tienerzwangerschap bij kwetsbare groepen te verbeteren. Het onderzoek bevestigt risicofactoren die uit de literatuur bekend zijn:

  • een lage risico-inschatting,
  • gebrek aan informatie over en negatief oordeel over anticonceptie
  • ongunstig opvoedklimaat en
  • gebrek aan bespreekbaarheid seksualiteit thuis en
  • relatiekenmerken zoals korte relaties en een oudere partner.

Uit de verhalen van de meiden komt vooral het opgroeien in een onveilige of onstabiele thuissituatie als risicofactor naar voren. Scheidingen, verhuizingen of migratie bezorgen meisjes een gevoel van ontworteling en nergens thuishoren. Alcohol- en drugsverslavingen en psychische problemen van ouders, huiselijk geweld richting hun moeder of van ouders naar kinderen maakt het onveilig thuis. Een gebrek aan structuur en stabiliteit maakt dat meisjes op straat gaan rondhangen, met ‘verkeerde’ jongens omgaan, eerder met drank en drugs in aanraking komen en nonchalanter met anticonceptie omgaan.  In een aantal gevallen loopt het thuis zo uit de hand dat meisjes uit huis geplaatst worden.
Nieuwe inzichten
Het onderzoek geeft ook een aantal inzichten die nog niet in de literatuur beschreven staan
Zo blijkt een gebrek aan zelfvertrouwen een grote rol te spelen in het verloop van hun seksuele carrière. Het leidt tot een grotere afhankelijkheid van vriendjes en een vroegere seksuele start dan gemiddeld. Meer dan de helft van de geïnterviewde vrouwen is voor hun 15e begonnen met seks, een paar deelnemers zelfs al op 11, 12 jarige leeftijd. In de gehele bevolking start maar 3% van de meisjes voor hun 13e jaar met seks en 16% voor hun 15e jaar (de Graaf et al, 2012). Dus een vroege seksuele start komt onevenredig vaak voor. Daarnaast blijkt uit de verhalen van de vrouwen dat hun seksuele relaties gekenmerkt worden door ongelijkheid, soms ook door fysiek, emotioneel of seksueel geweld. De factoren staan niet los van elkaar, maar het een leidt vaak tot het ander. Er zijn verschillende scenario’s te onderscheiden. Een scenario bestaat uit een opeenvolging van dezelfde factoren die bij meerdere deelnemers terugkomt en vertrekt vanuit hun thuissituatie.

Figuur 1: scenario’s leidend tot tienerzwangerschap
In het tweede kwalitatieve onderzoek zijn interviews afgenomen met 18 jonge vrouwen met een licht verstandelijke beperking. Dit rapport met de titel Gewoon gezellig, met zo’n buik is in september naar het Ministerie van VWS gestuurd en was eind 2016 openbaar geworden (Van Lisdonk, Dalmijn & Cense, 2016). De onderzoeken bieden nieuwe informatie om interventies op aan te passen. Dalmijn geeft een concreet voorbeeld: ‘FIOM biedt keuzegesprekken aan vrouwen die ongepland zwanger zijn geworden. Nu we meer weten over de factoren die meespelen bij meisjes, kunnen we daar rekening mee houden in de gesprekken. Meisjes die geen stabiele basis hebben, zijn erg beïnvloedbaar door hun omgeving. Ze zijn soms meer bezig met de verwachtingen van hun omgeving dan met wat ze zelf willen. Daar moeten we dus rekening mee houden in de counseling en ook in de online hulp, met doorvragen en ondersteunen dat ze hun eigen weloverwogen beslissing nemen, om spijt achteraf te voorkomen.’
Het impulsproject loopt tot eind 2018. Wanneer is het project een succes? Meijer: ‘Als we de meest kwetsbare jongeren beter bereiken met effectieve preventie van een tienerzwangerschap. Als scholen en gemeenten het belang inzien van structurele aandacht voor preventie en daarnaast zorgen voor zwangere meiden en tienerouders én als professionals zich beter toegerust voelen hun rol hierin op zich te nemen.’

Auteur: Marianne Cense, senior-onderzoeker en interventie-ontwikkelaar

Bron : https://www.soaaids.nl/nl/is-aandacht-voor-tienerzwangerschap-nog-nodig-in-nederland


Over twee maanden verschijnt in SekSoa het volgende artikel over dit impulsproject waarin we beschrijven wat er allemaal voor jongeren beschikbaar is, online en in het onderwijs. Het derde artikel over het project zal in de zomer van 2017 verschijnen en gaat over de deskundigheid van professionals en de inzet van gemeenten.

Meer lezen over de onderzoeken?

Vier hoofdactiviteiten impulsproject ‘preventie ongewenste tienerzwangerschap en begeleiding tienermoeders’:

  1. Verbetering van kennis en monitoring van activiteiten (dit artikel)
  2. Versterking van bestaande interventies in het onderwijs (komend artikel)
  3. Verbetering van online informatie en hulp voor jongeren (komend artikel)
  4. Ondersteuning van professionals en versterking van gemeentelijk beleid (komend artikel)
Delen